Persbericht en beslissing RvD Den Haag 9 september 2024
Persbericht en beslissing RvD Den Haag 9 september 2024
Persbericht en beslissing Raad van Discipline Den Haag
Persbericht 9 september 2024 Beslissing Rvd Den Haag
Vandaag, 9 september 2024, doet de Raad van Discipline Den Haag uitspraak in een aantal klachtzaken die op 17 juni 2024 op zitting is behandeld. De klachtzaken zijn gericht tegen de landsadvocaat, twee kantoorgenoten en het kantoor Pels Rijcken waar de landsadvocaat werkzaam is.
Achtergrond van de klachten
De oorsprong van deze klachten ligt in een strafrechtelijk onderzoek naar een bedrijf waarin e-mails in beslag zijn genomen waarop het verschoningsrecht rust van de advocaat (mr. Doorenbos) van dit bedrijf. Het openbaar ministerie (het OM) heeft erkend dat het verschoningsrecht van mr. Doorenbos is geschonden en heeft de strafzaken geseponeerd. Wel hebben diverse civiele en tuchtprocedures gespeeld tussen mr. Doorenbos, een van de klagers, en het openbaar ministerie/de Staat.
Een van de kantoorgenoten van de landsadvocaat heeft in februari 2016 een vertrouwelijk advies aan het OM uitgebracht over de haalbaarheid van een tuchtklacht tegen mr. Doorenbos. Later heeft de landsadvocaat die tuchtklacht ook ingediend. De landsadvocaat en zijn kantoorgenoot beschikten daarbij over e-mails die bij dat strafrechtelijk onderzoek in beslag waren genomen.
Klachten over het kantoor van de landsadvocaat niet-ontvankelijk
De raad komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de klachten over Pels Rijcken. Volgens vaste (tucht)rechtspraak moet het bij klachten over een kantoor gaan om gedrag dat alle leden van een maatstap of alle bestuurders van een rechtspersoon kan worden aangerekend. De tegen Pels Rijcken gerichte klachten gaan alleen over de handelwijze van de landsadvocaat en de twee kantoorgenoten. De klachten over Pels Rijcken van de landsadvocaat zijn daarom niet-ontvankelijk.
Klachten over de landsadvocaat en zijn kantoorgenoten grotendeels niet-ontvankelijk of ongegrond
De raad komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de klacht over het indienen van de tuchtklacht tegen mr. Doorenbos door de landsadvocaat, omdat die klacht te laat is ingediend. Een klager heeft in beginsel drie jaar de tijd om een klacht over een advocaat in te dienen en die termijn is overschreden.
Verder verklaart de raad de klacht over het uitbrengen van het advies in 2016 door een van de kantoorgenoten van de landsadvocaat ongegrond. Het OM heeft deze advocaat vertrouwelijk om advies gevraagd over een mogelijk in te dienen tuchtklacht en de advocaat mocht hierover adviseren. Hij heeft daarbij kennisgenomen en gebruik gemaakt van e-mails waarvan inmiddels vaststaat dat daarop het verschoningsrecht rust. Daarbij speelt een rol dat moet worden gekeken naar hoe de situatie op dat moment was. In de periode dat deze kwestie speelde, mocht de advocaat ervan uitgaan dat de e-mails rechtmatig waren verkregen. Het was destijds niet evident dat het om verschoningsgerechtigde e-mails ging en kennisneming van die e-mails was noodzakelijk om het OM (vertrouwelijk) te kunnen adviseren. Gezien deze concrete omstandigheden van het geval heeft de kantoorgenoot van de landsadvocaat met de kennisname en het gebruik van de e-mails niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
De raad verklaart ook de klachten over het in de civiele procedures innemen van onjuiste stellingen ongegrond. Een advocaat mag in beginsel uitgaan van de informatie die hij van een cliënt ontvangt. In dit geval bleek bovendien dat de advocaten kritische vragen aan de cliënt (het OM) hebben gesteld.
Gegronde klacht en maatregel
De raad verklaart de klacht over het bewaren van de e-mails door de landsadvocaat wel gegrond. Ook nadat in een onherroepelijke uitspraak kwam vast te staan dat het verschoningsrecht van mr. Doorenbos was geschonden, heeft de landsadvocaat de bewuste e-mails bewaard. Het blijven bewaren van e-mails waarvan inmiddels was vastgesteld dat deze onder het verschoningsrecht vallen, raakt de kernwaarde vertrouwelijkheid en is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad legt aan de landsadvocaat een waarschuwing op.
Hoger beroep
Partijen hebben 30 dagen de tijd om tegen de beslissing van de raad hoger beroep in te stellen bij het Hof van Discipline.
Zie voor de volledige overwegingen van de raad de beslissing die bij deze persverklaring is gepubliceerd.
Beslissing Rvd Den Haag 9 september 2024